S

SCHAAFWONDEN

Deze kunnen vrij oppervlakkig zijn of toch al wat dieper.

 

Belangrijk is dat je je wonden goed proper maakt. Dit betekent dat je ze best uitwast met water (+ Sunlightzeep) zodat alle vuil van de straat verwijderd is. Daarna moet je de wonden goed ontsmetten.

 

Over de behandeling voor verder herstel zijn er 2 theorieën:

 

1. De wonde droog houden.

Je doet dan mercurochroom of een ander ontsmettingsmiddel op de wonde en dekt deze (zeker de eerste dagen) af .

Gebruik hiervoor een compress met gladde kant om ingroeien van dit compress te voorkomen.

Door de wonde droog te houden zal er een korst op de wonde komen.

 

Als de wonde aan het genezen is begint ze ook vaak te jeuken. Het is belangrijk om niet aan de korst te krabben en deze zo te verwijderen. De kans op blijvende littekens is dan groot.


2. De wonde vochtig houden.

Eigenlijk zijn schaafwonden brandwonden.

Door de wonde vochtig te houden met ontsmettende zalf en vet compressen zal er geen korst ontstaan maar groeit de wonde langzaam toe.

Welke methode het beste is laten we hier in het midden.


SCHAKELEN

In en wedstrijd zijn er honderden momenten dat je moet schakelen.

 

Voor en na een bocht, tijdens een aanval, in de spurt, na dat je hebt moeten remmen...

 

Veel jonge renners staan er niet bij stil maar je kan heel wat krachten sparen en snelheid winnen door goed te schakelen.

 

Schakel bijvoorbeeld kleiner voor een scherpe bocht en schakel bij het optrekken

langzaam terug zwaarder.

 

Als je met een te grote versnelling uit een bocht komt moet je heel veel kracht zetten om terug op snelheid te komen.

 

Na een paar keren optrekken zal je dus sneller vermoeid worden dan je collega’s die hun versnellingen wel goed gebruiken.

 

Let er ook steeds op hoe je ketting ligt. Het is voor je ketting niet zo goed als die bv. zowel vooraan als achteraan op het kleinste tandwiel ligt. Je ketting ligt dan volledig schuin.


SPRINTTRAINING

Deze training kan je enkele voordelen opleveren in een wedstrijd.


Je scherpt door deze trainingen je snelheid aan en je leert ook een zware inspanning langer vol te houden.

 

Doe deze trainingen enkel op een veilige weg zonder zijwegen of opritten (bv een kanaal dijk, industrieterrein)!


Doe wel niet teveel spurts achter elkaar en bouw tussen de spurts een korte pauze in om te recupereren.

 

Opmerking: Sprinters hebben in hun spieren snelle vezels. Door sprinttrainingen te doen kan je deze aanwakkeren en ontwikkelen. Een renner die niet goed kan spurten heeft deze vezels waarschijnlijk niet voldoende in zijn spieren en kan ze dus ook niet stimuleren. Voor deze renners heeft trainen op sprinten dan ook niet veel zin. Zij kunnen beter oefenen op anderen methoden om wedstrijden te winnen (bv. lang hard rijden om te kunnen ontsnappen).


STABILISATIEOEFENINGEN

In de winter kan je wat extra stabilisatieoefeningen doen.


Voor wielrenners zijn dit zeer goede oefeningen.

 

Ze dragen bij tot een beter evenwichtsgevoel maar versterken ook je buikspieren.

 

Deze oefeningen kan je thuis doen met een bal.

 

Je kan ook naar een fitnesscentrum gaan. Vraag dan naar een aangepast programma voor wielrenners. Vele centra hebben dat.

 

Let er wel op dat je geen oefeningen moet doen met zware gewichten.

Deze zijn niet goed voor je jonge lichaam en zullen je niets meer opleveren dan spierpijnen (of nog erger...).


STUURSTOPJES

Een stuur met ontbrekend stuurstopje kan gevaarlijk zijn tijdens een valpartij en een lelijke wonde veroorzaken.

 

Als je zo aan de start verschijnt kan het zijn dat je startverbod krijgt.

 

Steek in je materiaalkoffertje altijd een reserve stuurstopje.

T

TE ZWARE VERSNELLING

Als je moe wordt heb je de neiging om een zwaardere versnelling te trappen.


Dit komt omdat traag trappen minder belastend is voor je longen en hart.

Maar een te zware versnelling is dan weer niet goed voor je spieren. Zeker niet als er wat moet worden geklommen. Je benen zijn al moe en worden op deze manier extra belast.


Indien je kan, kan je dus beter zo klein mogelijk blijven trappen.

Ook al zal dat niet gemakkelijk te doen zijn...


TOERTOCHTEN

Als je duurtrainingen moet doen is het wel eens leuk om deel te nemen aan een toertocht.

Je kan dan in een groep meefietsen. Zo doorbreek je de sleur van het alleen trainen.


TRAININGSSCHEMA'S

Je hebt ze in alle maten en soorten.

 

Het is als beginnende renner moeilijk om te weten wat je moet doen en hoe je het moet doen.

 

Vraag daarom wat advies aan mensen die je kunnen helpen. Trainers van de wielerschool, ploegleiders of verzorgers van wielerclubs staan je graag bij met raad en daad.

 

Je kan ook een trainer onder de arm nemen.

Die zal je dan een trainingsschema geven dat gedurende het seizoen zal worden aangepast.

 

De voorbereiding op een seizoen vereist namelijk een andere training dan die tijdens het seizoen.

 

Zo’n trainingsschema is een goede leidraad opdat je zou weten dat wat je doet goed is.


U

UITSLAGEN

Hou al je uitslagen die je rijdt tijdens een seizoen bij. Zo krijg je op het eind een mooi overzicht van je prestaties.

Uitslagen zeggen echter niet alles.

Je kan een geweldige wedstrijd gereden hebben en toch geen goede uitslag hebben.

Wees dan niet ontgoocheld maar trots op je manier van koersen.