A
A-BLOCK RIJDEN
Niet meer harder kunnen rijden of aan je limiet zitten.
ACCORDEON SPELEN
Door tempowisselingen of bochten wordt het peloton langer. De laatste renners moeten telkens weer harder rijden om aansluiting te vinden met de renners die voor hen rijden.
A-FOND RIJDEN
Zo hard rijden als je kan.
ALLES ZIT OP EEN ZAKDOEK
Er zijn ontsnappingen of renners rijden los van elkaar maar dit is binnen een heel beperkte afstand.
B
BERGGEIT
Een zeer goede klimmer.
BEZEMWAGEN
Deze wagen rijdt achter de koers en neemt de renners die hebben opgegeven mee naar de finish
(en veegt zo het parcours schoon).
BLOKKEREN
Je benen willen ineens niet meer vooruit.
AAN DE BOOM SCHUDDEN
Het tempo in de groep zodanig opdrijven dat veel renners het moeilijk krijgen om te volgen.
IN DE BOTER TRAPPEN
Erg soepel trappen. De inspanningen niet voelen. Super benen hebben.
DE BUS
Renners die niet zo goed kunnen klimmen zoeken elkaar tijdens een zware bergrit vaak op.
Samen rijden ze onder leiding van een ‘chauffeur’ een voor elke renner haalbaar tempo.
Het doel is om binnen een tijdslimiet binnen te komen. Renners die deze tijdslimiet overschrijden worden verplicht de wedstrijd te verlaten.
C
CHASSE PATAT
Een aanval die geen zin heeft.
Dit bijvoorbeeld omdat de voorsprong van de leiders te groot is om hen nog in te halen.
COMBINE
Een samenwerking tussen renners (kan ook over de ploegen heen) om een koers te winnen.
Vaak gaat dit gepaard met geld.