D

EN DANSEUSE
Tijdens een beklimming heel lang op je trappers blijven lopen zonder te gaan zitten.

Dit is een typische kwaliteit van een sterke klimmer.

DE DEUR DICHT DOEN
Tijdens de spurt je concurrent de doorgang versperren.

EEN DERDE BAL HEBBEN
Steenpuist aan het zitvlak.

ER DE PEES OP LEGGEN
Een heel hoog tempo beginnen rijden.

ZIJN DUIVELS ONTBINDEN
Hij gooit zijn kaarten op tafel en begint vol te koersen.


E

JE ELLEBOGEN GEBRUIKEN
In de voorbereiding van de sprint je goede positie in het peloton verdedigen door je breder te maken, te wringen met je ellebogen.


F

FLANELLEN BENEN HEBBEN
Geen kracht in de benen hebben.

IEMAND FLIKKEN
Een gemaakte afspraak niet nakomen op het einde.

DE FORSING VOEREN
Zo hard rijden dat de wedstrijd in een ‘mogelijk’ beslissende plooi valt.